Wie zich door nevelstad Vlaanderen beweegt, ziet overal dezelfde generieke appartementsgebouwen verschijnen. De overdaad aan banale projecten versterkt het alomtegenwoordige gevoel van isotropie. Heel af en toe zit in die brij een verrassend project dat het meervoudige wonen eleganter oplost, vaak vanwege randvoorwaarden als een complexe locatie of een gebouw met erfgoedwaarde. Maar de echt goede voorbeelden blijven schaars. De souplesse lijkt vaak te ontbreken om te ontwerpen voor een dorpse context, terwijl die juist zo kwetsbaar is. Hoe kan een taal voor kwalitatieve dorpsarchitectuur ontwikkeld worden?
In het nummer A+282 Village (februari – maart 2020) onderzoekt A+ wat de identiteit is van het ‘dorp’ en het ‘platteland’ in een verstedelijkt gebied als Vlaanderen of een eerder ruraal en postindustrieel gebied als Wallonië. Samen met collega Edith Wouters van AR-TUR schreef ik een artikel over de zoektocht naar een taal voor dorpsarchitectuur die AR-TUR voert in het Kempenlab Dorpsarchitectuur.
Lees hier het volledige artikel.
